/
 
Inteelt, genetica en gezondheid
 

Van inteelt is sprake als er in de stamboom van ��n of meerdere voorouders van een
hond dubbel voorkomen. Bijvoorbeeld is er in het verleden een kleindochter met haar
grootvader verpaard, of bijvoorbeeld een broer met een zus.

Dat klinkt raar, maar in het verleden, met de inzichten toen ging men er vanuit dat je
door inteelt of lijnteelt de goede eigenschappen van ouderdieren "verankerde" in de
pups die daaruit voort kwamen.
Gezien de resultaten zeker geen vreemd inzicht: in de praktijk werkte dat prima.
Wanneer je een kampioen broer met een kampioen zus verpaarde kreeg je met een
beetje geluk prachtige pups die allemaal ook kampioen werden en dus vervolgens ook
wederom in lijn- of inteelt ingezet werden.

En de gevolgen van dit handelen waren niet duidelijk: men wist minder van genetica,
en er waren ook nog geen genetische testen die bewezen dat je op die manier ook
erfelijke aandoeningen in de nakomelingschap vastlegde.
Last but not least: er was ook veel minder informatie beschikbaar.
Op een stamboom zag je 3 generaties voorouders en daar moest je het mee doen.
Je kon nog eens iemand bellen of schrijven om informatie, maar dat was het wel
zo'n beetje.

Hoe anders is dat nu! Als je een stamboom tot in de 15e generatie wilt onderzoeken
is een kwartiertje rondneuzen op internet voldoende. Steeds meer informatie over
voorouders en gezondheidstesten komen in openbare databases en ook is de betere
fokker zijn zich bewust geworden dat je hier
a) onderzoek naar moet doen alvorens te fokken    
b) over je bevindingen openheid moet betrachten.

En daarmee is inteelt een achterhaalde werkwijze, die bij de meeste kennelclubs in
in ieder geval in de directe familieomgeving verboden is. Maar daarmee zijn we nog
niet van de historie af. Wat vroeger gebeurd is is niet ongedaan te maken.
In nagenoeg iedere stamboom (niet alleen bij de poedel, maar bij alle rassen) vind
je als je maar lang en diep genoeg in de afstamming spit in de stamboomdatabases
wel een "dubbele voorouder".

Er is een rekenformule, waarmee het inteelt co�ffici�nt berekend kan worden: een
getal dat aangeeft hoe zwaar de inteelt is. Een getal tussen de 0 en 1.
Het is natuurlijk logisch dat een inteelt van een broer en zus nu (zoals dat
tegenwoordig verboden is) zou leiden tot een zware inteelt met het getal 0,500.
Een kleindochter met haar grootvader leidt tot een inteelt co�ffici�nt van 0,125
Dus: hoe verder terug in de voorouders de inteelt heeft plaatsgevonden of hoe
minder is ingeteeld in alle voorouders, hoe lager dit getal wordt.

Per saldo is dus gezien de historie nauwelijks (of niet) een hond te vinden met een
inteelt co�ffici�nt van 0,000. Zaak voor de fokker van nu is dus om combinaties te
zoeken waar het inteelt co�ffici�nt voor pups laag is. Vervelend daarbij is wel dat
verschillende organisaties verschillende rekenmethoden gebruiken om dat getal te
berekenen. We kennen behoorlijk officieel aandoende plekken waar de
co�ffici�nten van onze honden lager uitkomen dan we zelf presenteren.
Wij gebruiken hiervoor de formule van de Poodle Health Registy.

Is het dan allemaal kommer en kwel?

Bij sommige rassen wel! Daar gaat nog steeds de wens alleen maar mooie honden
te willen fokken boven het bewustzijn om ook te fokken op gezonde honden en
minstens even belangrijk: een goed karakter.
Gelukkig is dit bewustzijn bij de betere poedelfokker in Nederland wel aanwezig en
wordt gewerkt om het in het verleden ontstane probleem weg te werken.
Al komen we natuurlijk, als je ver genoeg in de stambomen terug blijft kijken,
nooit meer op de 0 uit.

Er zijn meerdere zaken die er voor zorgen dat we de goede kant op gaan:
 
  • het fokken met honden binnen de directe familiekring is verboden, er worden ook geen stambomen afgegeven;
  • verantwoorde fokkers kiezen met zorg hun ouderdieren en combinaties, zodat het inteelt co�ffici�nt bij iedere generatie omlaag gaat;
  • mede door inteelt hebben in het verleden een aantal ziekten of afwijkingen vat op
    het ras gekregen. Door het voortschrijden van de dier-medische wetenschap is voor een flink aantal daarvan een genetische (DNA) test beschikbaar. Hierdoor kunnen dieren die drager of zelfs lijder zijn van een dergelijke kwaal nog voordat ze in de fokkerij ingezet worden daarvan uitgesloten worden;
    En andersom geredeneerd, door niet met dragers en/of lijders te fokken zijn de pups gevrijwaard van deze afwijking, en kunnen deze dus ook niet doorgeven en is de kwaal
    op termijn in zeer hoge mate uit te bannen (behalve bij recessieve vererving van een aandoening. In dat geval zal iedere 2e generatie weer opnieuw getest moeten worden;
  • voor een aantal afwijkingen bestaat nog geen DNA-test en is deze ook niet in de naaste toekomst te verwachten omdat de veroorzakende DNA-afwijking te complex hiervoor is, of doordat naast een genetische afwijking ook externe factoren als voeding en beweging een invloed hebben. Hierin speelt vooralsnog de verantwoorde fokker een belangrijke rol:
    het selecteren van ouderdieren die de klinische verschijnselen niet vertonen, en dat generaties lang volhouden. Dat geeft minder zekerheden dan de DNA-testen, maar is wel bewust fokken in de goede richting;
  • Meer fundamentalistische betrokkenen denken "het probleem" op te kunnen lossen door zogenaamde look-alikes in rassen in te gaan kruisen. In zeer kleine populaties naar ons
    idee wellicht een optie, in grotere populaties (b.v. grote poedel zwart-wit-bruin) denken
    wij dat dit niet nodig is.
    Want hoewel je zo doende natuurlijk de genenvari�teit bij de nakomelingen fors uitbreid is niet duidelijk wat je, naast dit positieve effect hiervan, aan negatieve effecten binnen haalt in een ras. Immers, ook die look-alike heeft genetisch gebaseerde afwijkingen die je dan
    in het te vermengen ras inbrengt.
    En daarnaast is de zogenaamde 'outcross-depressie' een in de kynologie een bekend verschijnsel. Die leidt tot het verschijnsel, dat als 2 ouderdieren genetisch te ver van
    elkaar af staan, er op verschillende niveaus zwakkere honden geboren worden dan je zou mogen verwachten. En het verschil tussen 'ver' en 'te ver' kan niemand exact vooraf bepalen.

    Wij wachten daarom eerst op wetenschappelijk bewezen duidelijkheid over de gevolgen.
     
    Een goed voorbeeld van hoe het mis kan gaan is de LabraDoodle.
    Natuurlijk is door deze kruising tussen Poedel en Labrador de genenpool van de pups explosief uitgebreid. Inteelt co�ffici�nten werden geminimaliseerd.
    Maar om ons heen zien we nu toch een explosie van erfelijke aandoeningen en andere ziektebeelden in de LabraDoodle. Sommige vanuit de poedel komend, andere vanuit de
    Labrador komend, en hele nieuwe afwijking, die in de oorspronkelijke rassen helemaal niet voorkwamen.
    Het helpt daarbij ook niet dat in de LabraDoodle-wereld niet erg fanatiek oudertesten worden uitgevoerd, en dat de genenpool zo snel mogelijk weer wordt verkleind door nieuwe eigenaren op straffe van boetes te verbieden met hun hond te fokken of erger nog:
    de pups al uit het nest gecastreerd op te leveren (wat wij zien als dierenmishandeling).

    Daarmee zeggen we dus niet dat de gedachte per definitie fout is, maar dat de uitwerking en toepassing eerst nog eens heel goed (wetenschappelijk) bestudeerd moet worden voor we ons daar aan willen wagen.

    En ook gloort er hoop aan de horizon. Op vele universiteiten wereldwijd worden onderzoeken gedaan. Enerzijds naar afwijkingen en hoe deze vererven. En aan de andere kant, wanneer de oorzaak van de aandoening erfelijk blijkt te zijn, volgt weer onderzoek naar testmogelijkheden om ouderdieren vooraf te kunnen testen.
    Met daarnaast verder onderzoek naar behandelingen voor honden die de aandoening al "onder de leden hebben".
    Door toenemende effici�ntie (en goedkoper worden) van de genetisch technieken kan je
    op dit gebied over een stormachtige ontwikkeling spreken. De afgelopen 20 jaar zijn we van enkel een klinisch onderzoek op HD en PRA bij de ouderdieren toegegroeid naar een scala aan DNA testen, die een belangrijk deel van de in het ras aanwezige afwijkingen bestrijken.

    Wij volgen deze ontwikkelingen op de voet, passen de testen toe zodra deze ontwikkeld
    en toepasbaar zijn en nuttig blijken voor het poedelras. Ook nemen wij door beschikbaar stellen van het genetisch materiaal van onze ouderdieren deel aan dit soort onderzoeken.

    Daarmee zijn we er nog niet. Sommige ziektebeelden kennen een vermoede erfelijke oorzaak. Een aantal daarvan zijn genetisch zo complex dat de wetenschap daar nog geen antwoord op heeft.
    En wij dus, buiten selectie van ouderdieren zonder verschijnselen, ook niet.
    Andere afwijkingen kennen een erfelijke component, maar worden "getriggerd" door externe factoren. Denk daarbij b.v. aan HD/ED (een combinatie van aanleg, voeding en beweging) of allergische reacties tegen bepaalde medicatie (denk aan narcosemiddelen, vlooienmiddelen) of voeding. Hier geldt dat we als fokker en ook als nieuwe eigenaar, tot de wetenschap vooraf een antwoord op deze problemen kan geven, de zorg op ons moeten nemen de externe factoren tot een minimum te beperken.

    Al met al: werk genoeg voor de komende 20 jaar om na alle verbeteringen tot nu toe tot nog meer zekerheden en verbeteringen te komen. Waarbij we ons zullen moeten blijven realiseren dat nog de wetenschap, noch de fokker, noch de nieuwe eigenaar ooit tot het niveau van de Almachtige zullen stijgen en dat ziekte en gebrek nu eenmaal verbonden
    zijn met het leven op zich. Waarmee we alleen het maximaal aan de mens ter beschikking staande kunnen doen om de kansen op een gezond leven te optimaliseren.
 
 

 
Maar we moeten met zijn allen ook realistisch blijven.
 
Honden zijn levende wezens, en wij als fokkers en als eigenaren zijn niet almachtig
en zullen dat waarschijnlijk ook nooit worden.
Een wijs medicus heeft ooit gezegd dat de aanleg voor overlijden door ouderdom de
meest bedreigende erfelijke ziekte is die bestaat.
Daarmee wilde hij eigenlijk alleen maar zeggen dat leven, ziekte, gebrek en de
dood onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het is een onderdeel van het leven.

We accepteren met zijn allen dat mensen "pech" kunnen hebben en een ziekte
kunnen krijgen die de medici, na preventief en curatief alles gedaan te hebben wat
mogelijk is, niet konden voorkomen of kunnen genezen.
En dat is bij huisdieren niet anders.

We doen in ieder geval als serieuze fokkers alles wat in onze macht ligt om u een
zo groot mogelijk kans te bieden een gezonde hond in bezit te krijgen.

The good, the bad and the ugly

Misschien kent u de film, en deze vergelijking gaat ook op voor de gezondheid bij
de hond.

Er zijn aandoeningen en ziekten, the good, waar we met 100% zekerheid kunnen
stellen dat deze wel in het ras of de hond in het algemeen aanwezig zijn, maar
waarvan we door middel van genetisch (DNA) onderzoek van de ouderdieren ook
100% zekerheid kunnen geven dat een uit die ouders geboren pups de ziekte of
aandoening niet zullen krijgen.

De volgende categorie, the bad, zijn ziekten en aandoeningen waarvan ook zeker
van is dat ze voorkomen, maar waarvoor geen genetische testen beschikbaar zijn.
Als fokker kan je echter wel selectie toepassen op ouderdieren door deze klinisch
te laten onderzoeken, bij voorkeur generatie op generatie, en zo alleen te fokken
met ouderdieren die de ziekte niet vertonen. Hoewel geen garantie, verklein je op
die manier wel iedere generatie de kans verder dat er een afstammeling aan die
ziekte komt te leiden.
Bijvoorbeeld oogziekten als PRA en Cataract, waar onze ouderdieren jaarlijks op
worden onderzocht zijn daar goede voorbeelden van.
En bij sommige aandoening, waar we ook dit soort selectie op toepassen kunt u
zelf als eigenaar ook meehelpen het risico te verkleinen.
Denk daarbij b.v. aan Heup Dysplasie en Elleboog Dysplasie.
Wij kunnen als fokker zoveel selecteren als we willen, maar als een grotere hond
in zijn jeugd permanent overbelast wordt (fietsen, traplopen, sporten, wild spel
met andere honden of kinderen) en/of niet de juist samengestelde voeding krijgt
bestaat alsnog dat kans dat deze hond die afwijkingen ontwikkelt.
Niet direct een gevolg van erfelijkheid in dat geval, maar een gevolg van de
wijze waarop de hond opgroeit.

En dan de laatste categorie, de ugly. Dit is een categorie ziekten en afwijkingen
die ook voorkomen bij honden, en dus ook poedels, waarvoor geen testen of
onderzoeken bestaan.
Althans onderzoek vooraf is daarbij zinloos. Een hond heeft het vandaag niet,
en morgen wel. Denk bijvoorbeeld aan zaken als epilepsie, Adisons en kanker.
Vooraf niet vast te stellen of ouderdieren de aanleg voor de ontwikkeling van
die ziekten "doorgeven", terwijl externe factoren gedurende het leven van de
hond kunnen hier ook hun invloeden kunnen hebben.
Als fokker kan je hier alleen maar achteraf selecteren (in voorkomend geval
ouderdieren die een of meerdere pups met een bepaalde aandoeningen hebben
gegeven uitsluiten van de fokkerij). En als je dit als eigenaar van een hond
overkomt is dat heel pijnlijk en geeft veel verdriet, maar is  bij de huidige stand
van de wetenschap en fokkerskennis een gegeven van de natuur.
Met betrekking tot deze ziekten en aandoeningen kunnen we onze hoop alleen
op de veterinaire wetenschap richten, die permanent en in hoog tempo het
genoom van de zieke hond bestudeert, met als verwacht resultaat een steeds
toenemend aantal DNA-testen om dit preventief op te sporen en hopelijk
in de toekomst uit te kunnen bannen.

Dat dient u zich ook te realiseren bij de aanschaf van een pup.
Hoe graag willen we allemaal niet een hond die met gemak 15 jaar wordt en
enkel in de spreekkamer van de dierenarts komt voor zijn periodieke enting en
een pilletje tegen de wormen. Dat willen wij als fokker ook graag.

De werkelijkheid is anders: een hond kan, net als ieder dier, ziek worden.
Soms op het niveau van een verkoudheid of een darmontsteking, maar het
kan soms ook ernstiger zijn.

Wij als fokker kunnen met de hand op ons hart beloven dat wij bewust niet
fokken met honden waarvan we weten dat pups uit een dergelijke combinatie
een verhoogde kans op welke kwaal dan ook hebben, en dat we daar waar DNA
en klinisch onderzoek ons de weg kan wijzen dat zo maximaal mogelijk inzetten.

�2003-2022 PinQerton Poedels